zaterdag 26 februari 2011

Groenling

De Groenling


Mannetje


Wijfje


Staat er in uw omgeving ergens een hondsroos? Zoek in de nazomer dan eens zo'n struik op, en geheid dat u op de rozenbottels een stel groenlingen aan zult treffen. Ze doen hun naam eer aan: heldergroen, geelgroen, allerlei tinten groen zijn in het verenkleed van de groenling terug te vinden. De stevige snavel wordt gebruikt om zaden mee te kraken. Dat doen ze op een bijzondere manier: de vogel trilt als het ware de zaden in de snavel, ondertussen de maaltijd ronddraaiend. Op deze manier trilt de vrucht uit de schil los en wordt deze opgegeten. Dat gaat er dus bijzonder geavanceerd aan toe. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Dat natuurlijke habitat is zeldzaam geworden en tegenwoordig bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen zijn niet erg territoriaal en broeden soms in een los kolonieverband. Een groenling is ongeveer 15 centimeter lang. De man is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. De pop is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer. De groenling is vaak te vinden in parklandschappen met dichte bosjes of boomgroepen, met name in parken, tuinen, heggen als ook langs bosranden. In de winter als het voedsel schaars is, komen de groenlingen bij onze huizen in gezelschap van andere vogelsoorten, zoals de vinken, mezen, merels en spreeuwen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten